Je monster de baas

 

STIL BIJ MIJ

 
 
 

PRAAT

1 op de 4 kinderen en jongeren in Nederland maakt ingrijpende jeugdervaringen mee. Herken je dit? Je bent dus niet alleen!

Die nare ervaringen kun je met je meedragen als een onzichtbaar monster, groot of klein. Het monster kan flink in de weg zitten. Als je er over praat zul je merken dat je er minder last van hebt.

OF LUISTER

Door te luisteren naar iemands verhaal kun je een grote steun zijn. Wees open en laat weten dat je er voor hem of haar bent.

 
 

Wil jij in vertrouwen je verhaal delen? Dat kan gratis en anoniem door te bellen of chatten met:

De Kindertelefoon, 8 tot 18 jaar (0800-0432 en kindertelefoon.nl)
De Alles Oké? Supportlijn, 18 tot 25 jaar (
0800-0450 en allesoke.nl)
Of ga naar
www.jongerenhulponline.nl

 
 

DOCU

 
 
 

VERHALEN

 

“Mij heeft het heel erg geholpen om mijn verhaal online te delen, maar dat hoeft natuurlijk niet voor iedereen zo te zijn. Uiteindelijk gaat het erom dat je kunt praten met mensen die je vertrouwt, en een plek zoekt waar jíj je veilig voelt.”

— Tanisha (22)

  • “Een paar maanden na mijn geboorte werd mijn moeder depressief. Dat is eigenlijk altijd zo gebleven. Ik was altijd alert: als ik thuiskwam van school, kon ik dan mijn verhaal doen of was daar geen ruimte voor? Door haar problemen vond ik het zelf moeilijk om ruimte in te nemen. Ik voelde me eenzaam en ongezien. Dat kwam ook doordat ik op school jarenlang werd gepest, van groep 3 tot havo 4. Daar merk ik nu nog steeds de effecten van. Ik heb bijvoorbeeld moeite om mensen te vertrouwen. Als kind miste ik iemand bij wie ik terecht kon, een constante factor.

    Ik ben uiteindelijk wel het gesprek over mijn jeugd aangegaan met mijn ouders. Ik vertelde hen hoe ik dingen had meegemaakt en wat ik daarbij voelde, en vroeg aan hen hoe zij het hadden beleefd. In zo’n gesprek helpt het om het dicht bij jezelf te houden. Ik heb ook veel steun aan mensen die ik online heb ontmoet: sommige hebben vergelijkbare dingen meegemaakt, andere zijn gewoon heel begripvol. Het is zo belangrijk om zulke mensen om je heen te hebben. In het begin moest ik er wel aan wennen, hoor: er waren ineens mensen die míj voegen om af te spreken in plaats van andersom.

    Op Instagram deel ik heel open over de mentale klachten die ik aan mijn jeugd heb overgehouden. Soms bedanken mensen mij dat ik mijn verhaal deel, maar dat zou eigenlijk normaal moeten zijn. Mij heeft het heel erg geholpen om mijn verhaal online te delen, maar dat hoeft natuurlijk niet voor iedereen zo te zijn. Uiteindelijk gaat het erom dat je kunt praten met mensen die je vertrouwt, en een plek zoekt waar jíj je veilig voelt.”

“Ik herinner me nog heel goed het moment dat iemand voor het eerst vroeg waar ík behoefte aan had. Het was zo fijn dat iemand me opmerkte en erkende: hé, je hebt best wel wat meegemaakt.”

— Fahima (21)

  • “Ik herinner me nog heel goed het moment dat iemand voor het eerst vroeg waar ík behoefte aan had. Het was zo fijn dat iemand me opmerkte en erkende: hé, je hebt best wel wat meegemaakt. Ik zie je en ik ben er voor je. Daarvóór was ik gewend dat de hulp vooral naar mijn moeder ging. In het Blijf van mijn lijf-huis waar zij met ons heen vluchtte na huiselijk geweld, werd weinig aandacht besteed aan de kinderen. Terwijl ik ook mentale steun nodig had.

    Ik denk wel dat mensen wisten wat er bij ons thuis gaande was. De buren kwamen best vaak klagen over geluidsoverlast door ruzies, en mijn juffrouw moet het ook wel opgemerkt hebben. Maar mensen zijn bang om in te grijpen. Misschien kijken ze niet bewust weg, maar het voelt wel zo. Een klein beetje hulp kan al een groot verschil maakten. De ouders van een vriendinnetje wisten bijvoorbeeld van de Vrouwenopvang en ik kon vaak bij hen lunchen. Dat was heel fijn.

    Lotgenoten hielpen me om over mijn ervaringen te praten. Als ik met hen was, was ik ineens niet meer degene die buiten de boot viel. Daardoor realiseerde ik me: als ik mijn gevoelens en ervaringen alleen bij mezelf houd, wordt het wel heel zwaar. Delen helpt. Achteraf heb ik er spijt van hoe hard ik voor mezelf ben geweest. Ik gunde mezelf geen ruimte, liefde, vergiffenis – terwijl ik dat juist nodig had om te helen. Je hoeft jezelf niet te straffen voor je verleden, want het is niet jouw schuld.”

“Dankzij mijn vriend kreeg ik meer zelfvertrouwen en voel ik me gesteund. Met zijn steun durfde ik me open te stellen en om hulp te vragen. Achteraf had ik gewild dat ik dat eerder had kunnen doen bij iemand.”

— Chantal* (24)

  • “Toen ik zes jaar was, kreeg mijn vader een bedrijfsongeluk. Hij liep hersenletsel op en belandde in een rolstoel. Vanaf dat moment moesten mijn moeder en ik voor hem zorgen. Mijn vader werd meer kind dan ouder, hij was soms erg boos en agressief. Mijn moeder was altijd moe, neerslachtig en overspannen. We hadden veel stress en weinig geld in huis, er was weinig aandacht voor mij. Op school werd ik buitengesloten en gepest. Het hielp ook niet mee dat er nooit ergens geld voor was. Ik ging niet mee met schoolreisjes, omdat ik mijn ouders het geld wilde besparen en me ook niet fijn voelde bij mijn klasgenoten. Ik sloot me af en leefde in mezelf.

    De paar mensen die mij af en toe ergens mee naartoe namen, hebben me het meest geholpen. Ik mocht bijvoorbeeld weleens met mijn tante of buurvrouw mee. Dat bezorgde me afleiding. Ik was nog nooit in een bioscoop of dierentuin geweest, omdat mijn ouders daar geen geld en geen ruimte voor hadden. Ik logeerde als tiener zo veel mogelijk bij mijn tante en ben op mijn achttiende op kamers gaan wonen. Zonder support van mijn ouders; ik zocht alles zelf uit. Door de verwaarlozing had ik veel dingen niet vanuit huis meegekregen en mijn zelfbeeld was laag. Dankzij mijn vriend kreeg ik meer zelfvertrouwen en voel ik me gesteund. Met zijn steun durfde ik me open te stellen en om hulp te vragen. Achteraf had ik gewild dat ik dat eerder had kunnen doen bij iemand.

    Op mezelf gaan wonen was extra moeilijk door mijn jeugd, maar ik wist dat dit het beste voor me was. Ik heb er met veel vallen en opstaan voor gestreden, en het is me gelukt. Soms lijkt iets misschien onmogelijk, maar dan moet je er toch voor gaan. Als je blijft strijden, kom je er wel.”

    * Deze naam is veranderd om privacy redenen; Chantals echte naam is bekend bij de redactie.

 

“Op mijn negentiende ben ik als ervaringsdeskundige vrijwilligerswerk gaan doen. Ik ontdekte dat er veel andere mensen zijn die soortgelijke dingen hebben meegemaakt als kind, terwijl ik me altijd zó alleen voelde.”

— Moraya (24)

  • “In mijn gezin was ruzie de standaard. We hadden veel problemen en ik liep altijd op mijn tenen. Als mijn telefoon ging, was ik altijd bang dat er weer iets met mijn moeder aan de hand was. Ik wilde voor iedereen zorgen en dacht dat alles wat ik meemaakte mijn eigen schuld was.

    Ik ben meerdere keren uit huis geplaatst en heb in verschillende jeugdinstellingen gewoond. Vanaf mijn tienerjaren ging het langere tijd echt niet goed met me. Ik dacht alleen maar dat alles aan mij lag, dat ik altijd alles verkeerd deed. Niemand heeft me ooit uitgelegd dat het bij ons thuis niet klopte, dat de problemen die ik had niet mijn schuld waren. Wel was er een familievriend bij wie ik me altijd veilig heb gevoeld. Hij heeft mij vaak opgevangen. Hij vond mij nooit lastig, hij begreep me en communiceerde met me.

    Op mijn negentiende ben ik als ervaringsdeskundige vrijwilligerswerk gaan doen. Ik ontdekte dat er veel andere mensen zijn die soortgelijke dingen hebben meegemaakt als kind, terwijl ik me altijd zó alleen voelde. Ik ben toen ook begonnen met het delen van mijn muziek, zoals mijn nummer ‘Dossier 107’. Door over mijn jeugd te praten en zingen, ben ik op een andere manier gaan helen. Ik had het gevoel dat ik onder de punaises en stickers zat. Die ben ik langzaam uit mezelf gaan trekken.

    Goede nazorg voor jongeren met jeugdtrauma’s vind ik heel belangrijk. Mensen vergeten snel de emotionele bagage die je met je meedraagt. Bij een goede nazorg hoort begrip voor je verleden en erkenning voor wat jou als kind allemaal is overkomen. Pas dan krijg je ruimte om alles een plek te geven, je leven vorm te geven en ook de ‘sparkles’ in het leven meer te kunnen ervaren.”

“Ik denk dat jongeren in de zorg te veel als monsters worden gezien. Maar we zijn ook maar gewoon mensen die liefde willen ontvangen en willen meedraaien in de maatschappij. De zorg voor jongeren moet veel meer worden aangepast op individuele personen. Alleen dan kun je mensen zien zoals ze echt zijn.”

— Rafäel (25)

  • “Ik had al vroeg veel stress in mijn leven. Mijn vader heeft schizofrenie, er waren vaak gewelddadige situaties thuis. Het ging niet goed op school en ik had veel moeite met het verwerken van emoties. Ik wilde met niemand spelen. Artsen zeiden dat ik autisme en ADHD had, een IQ van 75 en een depressie. Ze vertelden mijn moeder dat het nooit helemaal goed zou komen met mij. Op mijn tiende kreeg ik al medicatie tegen de depressie, maar daardoor ben ik gaan hallucineren. Ik wist niet meer wie ik was en na een tijd draaide ik zo erg door dat de nachtdienst in de crisisopvang me vond na een poging een eind aan mijn leven te maken.

    Ik heb een half jaar in het ziekenhuis gelegen. Daar ben ik opnieuw getest op ontwikkelingsstoornissen, maar ze vonden niks. Toch moest ik verder met andere medicatie. Door de stempel van de diagnoses voelde ik me doodgedrukt. Mensen hadden moeten vragen: hoe gaat het met je, hoe voel je je? Maar dat deed niemand. Dat papiertje met diagnoses bepaalde alles.

    Ik herkende me nooit helemaal in mijn diagnoses. Op mijn zestiende vond ik uiteindelijk een psychiater die bereid was me te helpen. Na een aantal tests zei hij dat ik geen stoornis had, alleen een lichte beperking op sociaal-emotioneel gebied. Daar zou ik vanzelf overheen groeien als ik niet meer zo beperkt zou leven.

    Ik denk dat jongeren in de zorg te veel als monsters worden gezien. Maar we zijn ook maar gewoon mensen die liefde willen ontvangen en willen meedraaien in de maatschappij. De zorg voor jongeren moet veel meer worden aangepast op individuele personen. Alleen dan kun je mensen zien zoals ze echt zijn.”

 

“Ik heb mezelf vaak de schuld gegeven van dingen die gebeurden door mijn thuissituatie. Pas later zag ik in dat mijn ouders er meer voor me hadden moeten zijn; dat heeft misschien ook met ouder worden te maken.”

— Georgia (22)

  • “De eerste tien jaar van mijn leven waren heel fijn en goed. Maar toen mijn ouders uit elkaar gingen, veranderde dat. Mijn moeder kreeg een relatie met iemand die met verschillende verslavingen kampte. Door de situatie zat ik steeds minder lekker in mijn vel en werd ik uiteindelijk uit huis geplaatst. Lange tijd was dat een patroon: uit huis geplaatst, thuis wonen en dan weer opnieuw. Ik heb overal gezeten, van gesloten en open instellingen tot de pleegzorg.

    In de periodes waarin ik thuis woonde, bleef ik vaak bij leraren hangen om maar niet naar huis te hoeven. Ik heb veel steun gehad aan de mensen die ook buiten hun takenpakket werkten, die niet dachten: het gaat mij niks aan. Mensen bemoeien zich weinig met elkaar, we mogen best wel wat meer aan elkaar denken. Zulke situaties kunnen iedereen overkomen, ook jou. Luisteren zonder oordeel is zo belangrijk. Vraag als buitenstaander vooral ook wat iemand nodig heeft: advies of alleen een luisterend oor?

    Ik heb mezelf vaak de schuld gegeven van dingen die gebeurden door mijn thuissituatie. Pas later zag ik in dat mijn ouders er meer voor me hadden moeten zijn; dat heeft misschien ook met ouder worden te maken. Het is lastig om je daar als kind over uit te spreken, omdat je je ouders niet in een slecht daglicht wilt stellen. Maar als je je uitspreekt, zegt dat niks over de liefde die je alsnog voor je ouders kunt hebben. En als je niet praat, ontplof je.”

“Het heeft me veel geholpen om er met anderen over te praten. Mensen in mijn omgeving reageerden begripvol en gaven aan dat het niet normaal is wat ik heb meegemaakt. Daardoor realiseerde ik me dat ik best wel mag zeggen dat mijn jeugd niet leuk was.”

— Lotte* (20)

  • “Ik heb altijd geweten dat mijn thuissituatie anders was dan die van leeftijdsgenootjes. Mijn ouders konden niet goed voor ons zorgen; er waren veel ruzies. Ik was vroeger superstil en keek maar een beetje angstig naar de wereld. Naarmate ik ouder werd, kwam ik met mezelf in de knoop en besefte ik dat er echt iets moest veranderen. Mijn ingrijpende jeugdervaringen horen bij mij, dus waarom zou ik ze niet mogen delen?

    Het heeft me veel geholpen om er met anderen over te praten. Mensen in mijn omgeving reageerden begripvol en gaven aan dat het niet normaal is wat ik heb meegemaakt. Daardoor realiseerde ik me dat ik best wel mag zeggen dat mijn jeugd niet leuk was. Als je er middenin zit, herken je dat vaak helemaal niet. Ik gebruik het begrip en de erkenning van mensen in mijn omgeving als geheugensteuntje om mijn situatie niet normaal te vinden.

    Ik heb wel het idee dat mensen zich zorgen maakten over hoe het bij ons thuis ging, of dat ze dingen zagen. Toch deden ze er niet genoeg mee, omdat ze niet wisten wat ze ermee moesten. Er is in mijn jeugd nooit een melding is gemaakt van mijn thuissituatie. Ondertussen maakte ik wel gewoon m’n school af en was ik best vrolijk, dus mensen hadden niet door wat er allemaal speelde. Ik vind dat mensen wel iets meer hadden mogen doorvragen als ze iets wisten van mijn situatie – zoals iemand op school of de ouders van vrienden. Mensen die verder weg staan, voelen zich niet altijd geroepen om iets te doen. Maar het is juist heel belangrijk om iemand te steunen en het gesprek aan te gaan. Dat kan bijvoorbeeld al door in te haken op iets wat je die dag zag gebeuren.”

    *Deze naam is veranderd om privacy redenen; Lottes echte naam is bekend bij de redactie.

“Ook haal ik veel steun uit het maken van muziek. Dat gebruik ik als uitlaatklep. Ik zou iedereen aanraden om op zoek te gaan naar een hobby waarin je jezelf kunt uiten: of dat nu sport, kunst of iets anders is.”

— Micha (21)

  • “Mijn moeder had last van psychische problemen. Mede hierdoor was er veel ruzie thuis. Er heerste vaak een gespannen sfeer, waardoor ik als kind boos was op alles en iedereen. Dat kwam voort uit hoe ik werd gecorrigeerd. Als ik verkeerd keek of iets verkeerds zei, dan had dat consequenties. Niemand wist wat ik thuis meemaakte.

    Toen ik acht was, gingen mijn ouders scheiden. Ik bleef alleen achter bij mijn moeder en ging in de weekenden naar mijn vader. Thuis nam het huiselijk geweld toe, maar ik vertelde dat aan niemand, ook mijn vader niet. Uiteindelijk ben ik bij mijn vader gaan wonen.

    Door de vervelende situatie thuis zocht ik vaak mijn opa op. Met hem deed ik leuke dingen en dan vergat ik even wat er thuis speelde. De afleiding die mijn opa me bood was heel fijn. Van mijn vader moest ik ook therapie volgen. In eerste instantie wilde ik dat niet, ik dacht dat het niet nodig was. Ik was niet het probleem, maar mijn moeder.

    Toen mijn psycholoog uitlegde wat een Post-Traumatische Stressstoornis (PTSS) was, stond ik wel open voor therapie. Ik ben blij dat ik heb geluisterd naar mijn vader en psycholoog, want ik heb veel steun gehad aan de sessies. Ook haal ik veel steun uit het maken van muziek. Dat gebruik ik als uitlaatklep. Ik zou iedereen aanraden om op zoek te gaan naar een hobby waarin je jezelf kunt uiten: of dat nu sport, kunst of iets anders is.”

 

“Tijdens mijn afstudeerstage zei iemand: je laat zo weinig van jezelf zien. Dat raakte me omdat het wáár was. Ik ben toen begonnen aan het boek dat nu af is en wordt gepubliceerd. Het schrijven ervan heeft me geholpen om open te zijn tegen mensen, maar ik wil ook laten zien wat voor verwoestend effect mishandeling heeft op een kind.”

— Marco (25)

  • “Als mijn broertje en ik terugkwamen van een weekend bij mijn vader, zaten we soms onder de blauwe plekken. Omdat ik de waarheid daarover niet kon vertellen aan mijn moeder, loog ik tegen haar. Dat ik was gevallen, of zo. Mijn moeder ging weleens met ons naar de huisarts, maar het lukte haar niet om de omgangsregeling met mijn vader te stoppen.

    Toen ik acht was en weer een weekend bij mijn vader was, ben ik weggelopen met het idee naar de politie te gaan. Ik ben toen geholpen door een onbekende man op straat. Mijn vader heb ik na dat weekend nooit meer gezien, maar ook bij mijn moeder en stiefvader had ik het lastig. Zij wisten de omvang van wat er was gebeurd niet en waren vooral kritisch op me. Ik had heel veel liefde nodig, maar die liefde ervaarde ik niet. Zo werd ik steeds teruggetrokkener. Toen ik 21 was, werden mijn mentale klachten zo erg dat ik wel hulp moest zoeken. Ik heb er soms spijt van dat ik dat niet eerder heb gedaan. Gelukkig waren er tijdens mijn jeugd wel een paar mensen door wie ik me gezien voelde, zoals mijn judoleraar. Hij zag mijn potentie en bood de warmte die ik nodig had.

    Tijdens mijn afstudeerstage zei iemand: je laat zo weinig van jezelf zien. Dat raakte me omdat het wáár was. Ik ben toen begonnen aan het boek dat nu af is en wordt gepubliceerd. Het schrijven ervan heeft me geholpen om open te zijn tegen mensen, maar ik wil ook laten zien wat voor verwoestend effect mishandeling heeft op een kind. Ik ben mijn ervaringen iedere dag liever kwijt dan rijk. Soms voel ik me schuldig als ik het onderwerp opbreng, omdat het zo beladen is. Maar met mijn boek wil ik dat taboe doorbreken.”

“De jeugdhulpinstelling waar ik drie maanden zat als tiener, heeft me laten inzien hoe nuttig hulp kan zijn om door moeilijke periodes te gaan. Die hulp wil ik ook aan anderen bieden. Met het delen van mijn verhaal wil ik anderen laten weten dat ik ze begrijp. Je bent nooit alleen.”

— Sanne (20)

  • “Mijn kindertijd is niet echt een kindertijd geweest: ik moest al snel zelfstandig zijn. Thuis vond seksueel grensoverschrijdend gedrag plaats en ik ben getuige geweest van mishandeling van mijn zusje. Daarnaast was ik slachtoffer van emotionele verwaarlozing. Ik hoorde vaak van mijn vader dat ik niet goed genoeg was.

    Toen ik zeven was, gingen mijn ouders scheiden. In die periode werd ik er vaak aan herinnerd dat ik op een negatieve manier op mijn vader leek. Klasgenoten maakten grappen over mijn achternaam. Het pesten stopte gelukkig op de middelbare school, maar ook als puber was ik erg onzeker. Ik vond mezelf niets waard, niet goed genoeg. Ik wist niet goed hoe ik daarmee om moest gaan. Doordat ik begon te puberen en mijn grenzen opzocht, ontstond er ook huiselijk geweld tussen mijn moeder en mij thuis. Dat leidde tot een uithuisplaatsing voor een paar maanden. Maar bij die instelling merkten ze al snel dat het probleem niet bij mij lag, maar bij het gezin.

    Gelukkig had ik een paar lieve docenten die ik vertrouwde. Zij hielpen me om mijn zelfvertrouwen te laten groeien, maar de downs zijn nog heel lang gebleven. Praten met een psycholoog hielp me niet. Wel had ik een goede gezinsvoogd die me liet inzien wat ik waard was. De grootste omslag kwam echter pas nadat een relatie uitging. Toen dacht ik: nu is het tijd voor míj. Ik ga mijn eigen beste vriendin zijn. Ik heb opgeschreven waar ik blij van werd en ben meer tijd aan mezelf gaan besteden. Probeer jezelf altijd op nummer één te zetten, hoe moeilijk dat ook is.

    De jeugdhulpinstelling waar ik drie maanden zat als tiener, heeft me laten inzien hoe nuttig hulp kan zijn om door moeilijke periodes te gaan. Die hulp wil ik ook aan anderen bieden. Met het delen van mijn verhaal wil ik anderen laten weten dat ik ze begrijp. Je bent nooit alleen.”

 
 

WIST
JE DAT?

  • Ingrijpende jeugdervaringen komen vaker voor dan je denkt. Als je geweld, misbruik of verwaarlozing meemaakt… als er veel stress, angst of onzekerheid is bij jou thuis… als je je vaak alleen voelt of regelmatig gepest wordt… Weet dan: je bent niet de enige.

  • Het is niet jouw schuld! (dat denk je misschien, maar dat is niet zo.)

  • Je bent goed zoals je bent (mocht je daar aan twijfelen).

  • Je hoeft het niet alleen te doen (al voel je je misschien alleen).

  • Houd je gevoelens niet voor jezelf, praat erover met mensen die je vertrouwt. Zoals je vriend(in), je ouders of een docent. Kan dit niet of vind je dit lastig? Neem dan gratis en anoniem contact op met De Kindertelefoon, De Alles Oké? Supportlijn of MIND Korrelatie.

  • Elke dag kun je bellen of chatten met één van de goed getrainde vrijwilligers van De Kindertelefoon (0800-0432). Of je nou bang of verdrietig bent of vragen hebt. Met De Kindertelefoon kun je over ALLES praten. Het is gratis en anoniem: daarom hoef je niet je echte naam te zeggen en blijft het gesprek altijd tussen jou en De Kindertelefoon. Ga naar www.kindertelefoon.nl voor meer informatie.

  • 'De Alles Oké?' Supportlijn biedt support aan iedereen van 18 tot 25 jaar. Chatten of bellen met een getrainde vrijwilliger is gratis en anoniem en je kunt echt álles bespreken. Geen onderwerp is te gek of raar, geen probleem te groot of te klein. En vertellen wat je dwars zit lucht echt op! Ga naar www.allesoke.nl voor meer informatie.

  • Ben je 12+ en wil je gratis en anoniem praten met een hulpverlener/ professional? Bel dan met MIND Korrelatie (0900-1450). Ga naar www.mindkorrelatie.nl/ voor meer informatie.

 
 

BEDENK
OOK

  • Over ingrijpende jeugdervaringen wordt zelden gesproken. Terwijl het helemaal oké is om aan elkaar te vragen hoe het nou eigenlijk écht met je gaat.

  • Jij kunt het verschil maken voor die ene vriend(in) of klasgenoot die het soms moeilijk heeft.

  • Hoe? Door een luisterend oor te bieden. Daar help je iemand mee!

 

Wat zijn ingrijpende jeugd­ervaringen?

 

BREIN­BIJSLUITER

Gelukkig is het nooit te laat om te voorkómen dat ingrijpende jeugdervaringen je leven gaan beheersen. Belangrijk daarbij is om te werken aan een veerkrachtig brein of om je brein te helpen herstellen van stressvolle gebeurtenissen. Dat gaat in kleine stapjes en kost tijd… maar elk stapje is er één. Wil je weten hoe je brein werkt? Kijk dan de animatie.

 
 
 

VOLWAS­SENEN

Ben je ouder, verzorger, opvoeder, mentor, vertrouwenspersoon of een andere volwassene in het leven van een jongere?

Met deze campagne willen we jongeren stimuleren om open te zijn over hoe het thuis gaat. En als zij nare ervaringen hebben (meegemaakt), om erover te praten. Met elkaar of met een volwassene die zij vertrouwen. Hieronder enkele tips:

  • Wees die betrouwbare, steunende en liefdevolle volwassene in het leven van een jongere. Dat kan als ouder, maar ook als familielid, leerkracht, voetbalcoach of ouder van een vriend(in).

  • Bied ruimte aan jongeren om hun verhaal bij jou kwijt te kunnen. Ook als het iets naars is. Vaak hoef je niet (meteen) iets op te lossen. Bied vooral een luisterend oor.

  • Geloof het kind, toon erkenning en begrip voor wat hij of zij meemaakt.

  • Besef: Ouders en andere volwassenen in het leven van een kind zijn niet persé schuldig, wél verantwoordelijk. Laat ‘schuld’ en ‘schaamte’ achterwege, en zoek naar erkenning voor iedereen.

  • En realiseer je: ingrijpende jeugdervaringen kan iedereen overkomen. Ook ouders kunnen daar (nog) last van hebben.

  • Ben je als ouder bezorgd dat jouw kind(eren) ingrijpende jeugdervaringen meemaken en heb je behoefte aan steun of een luisterend oor? Bel of chat met De Oudertelefoon, 085-1304658, www.oudertelefoon.nl of bel of chat met MIND Korrelatie, 0900-1450, www.mindkorrelatie.nl